Volg ons op Linkedin    

Inloggen klantportaal   

Volg ons op Linkedin    

Inloggen klantportaal   

Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA)
PSA en gezondheid
3-9-2021
Een onderzoek naar de relatie tussen PSA en gezondheid

Dit is de relatie tussen PSA en gezondheid

Het RIVM bracht in opdracht van het ministerie van VWS een aantal factoren in kaart die van invloed zijn op onze gezondheid. Een daarvan is PSA.

Er zijn veel factoren die onze gezondheid beïnvloeden. Een daarvan is psychosociale arbeidsbelasting (PSA). Onder PSA verstaan we werkdruk en ongewenste omgangsvormen op het werk. PSA is de oorzaak van bijna twintig procent van de totale werkgerelateerde ziektelast in Nederland en dertig procent van de verzuimdagen. PSA veroorzaakt 3,9 miljard aan uitgaven voor werkgerelateerd ziekteverzuim. RIVM zette de zaken die van invloed zijn op PSA overzichtelijk bij elkaar in een Praatplaat met drie schillen.

(Klik op de afbeelding om te vergroten)

Schil 1. Individuele en leefstijlfactoren die bijdragen aan PSA

We pellen de schillen van de plaat één voor één af. In de eerste schil staat welke individuele en leefstijlfactoren bijdragen aan PSA. Het ervaren van PSA hoort primair bij werk. Maar er is bijna nooit sprake van maar één soort risico. Van invloed op PSA zijn persoonskenmerken, leefstijl en gedrag, en leef- en woonomstandigheden. Er zijn ook aanwijzingen dat maatschappelijke factoren en ontwikkelingen een rol spelen, zoals economie, technologie en demografie.

  • Vrouwen rapporteren vaker PSA. Vrouwen rapporteren vaker PSA dan mannen. Zo ervaren vrouwen meer dan mannen een hoge werkdruk en meer vrouwen vinden hun werk emotioneel belastend. Dit komt mogelijk doordat vrouwen vaker werken in sectoren die emotioneel belastend kunnen zijn, zoals de zorg- en onderwijssector. Daarnaast combineren vrouwen vaker dan mannen hun werk met zorg- of mantelzorgtaken. Het is bekend dat deze zorgtaken gepaard gaan met meer psychische vermoeidheid.
  • Burn-out het vaakst tussen 30-35 jaar. Dit is de leeftijdsgroep waarop middelbaar en hoger opgeleiden toetreden tot de arbeidsmarkt. Deze groep is vooral bezig met de carrière en het starten van een gezin.
  • Een hogere leeftijd hangt samen met hogere kans op PSA. Het betreft vooral hier vrouwen en werknemers met een relatief laag opleidingsniveau. Ook alleenstaande werkenden hebben een grotere kans op burn-outklachten en werkenden met een migratieachtergrond. Maar dat is niet het enige.
  • Copingvaardigheden. Weinig zelfvertrouwen en controle hebben gaat samen met een verhoogde kans op het ontwikkelen van burn-outklachten. Dat geldt ook voor werknemers met een gemiddelde of geringe veerkracht. Ook ‘perfectionistisch zijn’ kan een risicofactor zijn. Maar vooral ook het gevoel dat anderen hele hoge verwachtingen hebben.
  • Ongezonde leefstijl. Mensen die weinig bewegen en weinig slapen, hebben vaker een lagere belastbaarheid. Maar: mensen met hoge PSA houden er vaker ongezonde gewoontes op na. Zoals ongezond eten.

Schil 2. Werkomstandigheden die bijdragen aan PSA

  • Ongunstige leef- en woonomstandigheden. Slechte huisvesting of te weinig inkomen vergroten de kans op burn-outklachten. Maar een goed sociaal netwerk vermindert die kans juist.
  • Werkdruk. Hoge taakeisen en lage autonomie geven meer kans op burn-outklachten.
  • Ingrijpende gebeurtenissen en gebrek aan sociale steun op het werk kunnen leiden tot psychische klachten en verzuim. Denk bijvoorbeeld aan geweld, agressie, lichamelijke, psychische of seksuele intimidatie, pestgedrag door collega’s of discriminatie. Pesten door leidinggevenden of collega’s komt relatief veel voor (bijna 7 procent). Ook verzuimt bijna 15 procent van de werknemers die aangeven (zeer) vaak gepest te worden door leidinggevenden of collega’s. Weinig of geen steun van leidinggevenden of collega’s op de werkvloer vergroot de kans op burn-outklachten.
  • Functie en taakuitvoering. PSA komt relatief vaak voor in het onderwijs en de gezondheidszorg. Burn-outklachten kunnen ook ontstaan doordat een werknemer een functie heeft die niet past bij zijn kennis en vaardigheden.
  • Organisatiecultuur. PSA kan ook voortvloeien uit een slechte organisatie en een slecht werkbeheer. Bijvoorbeeld weinig betrokkenheid bij het nemen van beslissingen en bij de manier waarop het werk wordt gedaan. Maar ook slecht beheerde organisatieverandering, baanonzekerheid en ineffectieve communicatie van management of collega’s

Schil 3 Ontwikkelingen in de maatschappij die bijdragen aan PSA (drijvende krachten).

  • Technologische ontwikkelingen. Kunnen leiden tot stress. Door robotisering verdwijnen bijvoorbeeld bepaalde taken,
  • Economie: 24-uurseconomie, platformeconomie, flexibilisering, flexibele dienstverbanden. Steeds minder werkenden hebben vaste werktijden, een vast contract of een vaste werklocatie. Nachtwerk en het gevoel altijd bereikbaar te moeten zijn kan zorgen voor werkdruk en te weinig rust. Flexibele arbeidsrelaties zorgen voor baan- en inkomensonzekerheid.
  • Verstoring werk-privébalans. De scheiding tussen werk en privé vervaagt. Dit leidt tot een toename van stress en een hogere kans op burn-out.
  • De krimpende beroepsbevolking. Hierdoor is er meer werk dat gedaan moet worden met minder mensen.

 

Interventies

Studies laten zien dat bepaalde interventies PSA verminderen. Denk daarbij aan sociaal-emotionele vaardigheidstrainingen, groepsinterventies gericht op stress en de organisatie van werk. Maar ook aan ontspanningsoefeningen, verbetering van werkomstandigheden en kantoorinrichting. Ook interventies gericht op meer bewegen zijn effectief om extreme uitputting te verminderen. Wilt u meer weten over dit onderwerp, dan maken we graag een afspraak.